Verbond en wet

In de kerk wordt niet veel gesproken over de verbonden die God sloot met Adam en met Noach. Wel grijpt de kerk terug op het verbond met Abraham. Dat kent twee aspecten. Eigenlijk zijn er twee verbonden. De beloften voor volk en land hebben betrekking op Abrahams natuurlijk nageslacht. De geestelijke beloften gelden alle gelovigen. Hier begint de verwarring, wanneer de kerkleer pogingen doet ook de beloften voor Israël met het verbond en de wet van Mozes, het Oude Verbond, op de kerk toe te passen. Dat gaat wringen. ‘Het verbond met Abraham Zijn vrind, bevestigd Hij van kind tot kind’ (Psalm 105) gaat immers over de belofte van het land. Lees het maar na!

Deze verwarring zet zich voort bij de toepassing van het verbond met Israël. De 10 geboden horen immers bij het besnijdenisverbond. En dan niet alleen het verbond bij Horeb, maar ook het tweede verbond dat daarnaast gesloten werd in Moab. Er staat nadrukkelijk bij dat de verordeningen en inzettingen van deze verbonden aan de Israëlieten gegeven zijn en de Here noemt het een eeuwig verbond met Israël. In de Bijbelstudie naar deze verbonden wordt zichtbaar hoe het tweede onlosmakelijk bij het eerste hoort en hoe de eis van het verbond benadrukt wordt met zegen en vloek. Het wordt volstrekt duidelijk dat het niet op de kerk is toe te passen.

Met de kinderdoop leert de kerk dat het teken der besnijdenis in het Nieuwe Verbond is vervangen door de doop en men gaat dan spreken van een genadeverbond of verbond der genade. Ondanks dat blijft men de tien geboden of, zoals de Bijbel het ook noemt de tien woorden, aan haar leden voorhouden. Dat is merkwaardig wanneer in Handelingen blijkt, dat aan de tot geloof gekomen heidenen juist níet moet worden gevraagd om de wet van Mozes te houden. Waarom negeert men dit?
Bij verdere bestudering blijkt dat de kerk in haar leer de kenmerken en eisen van het Oude Verbond en het Nieuwe Verbond steeds door elkaar haalt en toepast naar gelang het uitkomt. Is het Nieuwe Verbond niet een verbond der verlossing? Wat wil men dan als kerk nog de wet houden die slechts aan Israël gegeven is? Is deze toepassing wel correct? Of is deze ook terug te voeren op de vervangingsleer?
Zo wordt wel gekeken naar het verbond met Abraham en Mozes, maar het blijft volstrekt stil als het gaat om het verbond met David. Daarbij gaat het over de toekomstige koning die zal regeren op de troon van David te Jeruzalem. Gaandeweg rijst steeds weer de vraag of het allemaal wel op de kerk toe te passen is. Het verbond met Abraham, het verbond met Isaak en het verbond met Israël, hebben heel specifiek betrekking op het volk Israël. Zo moet bij alle verbonden in de Bijbel gekeken worden voor wie de verbondsbeloften en verbondseisen gelden en bovendien met welk doel deze zijn gegeven.

In de leer van de kerk en in het ‘gereformeerde spreken’, lijkt het of men het woord verbond niet vaak genoeg kan gebruiken. Men is zelfs gaan spreken over een verbondstheologie. De verbondsprediking heeft een verbondsvisie voor een verbondsvolk. De gemeente, dat is de verbondsgemeente, wordt ook een volk genoemd, waarin de verbondskinderen wordt voorgehouden hoe de verbondstrouw van de Here God is voor Zijn ‘kerk’. “Gij klein kuddeke” wordt “het kerkvolk”! Is Israël passé? Kijk eens naar het landkaartje achter in uw Bijbel. Heet het land Israël bij u ook Palestina?

Niemand lijkt er bij stil te staan dat de Here God zelf duidelijk gesteld heeft dat een verbondskind, de gehele wet van Mozes moet houden. Een beetje kan niet. Wet en verbond zijn niet te scheiden. Er mag niets aan toegevoegd worden en er mag niets van weggelaten worden. De wetten van Mozes zijn duidelijk gegeven als de wet voor Israël. Met een aantal voorbeelden vanuit de Bijbel kan worden aangetoond dat toepassing op de kerk ook niet mogelijk is. Eer uw vader en uw moeder, zoals de HERE, uw God, u geboden heeft, opdat uw dagen verlengd worden en het u wèl ga in het land, dat de HERE, uw God, u geeft.” (NBG-vertaling 1951 (NBG), © Nederlands Bijbelgenootschap) Dat geldt u toch niet? Ook geen ‘vergeestelijkt’ beloofde land. U beërft de hemel immers niet door de wet te houden, laat staan door uw ouders te eren. Nog geen zucht kunt u tot uw zaligheid toedoen, weet u nog? In het bijzonder blijkt de onhoudbaarheid van deze toepassing van de wet op de gelovigen als gekeken wordt naar het gebod voor de sabbatdag.

Al met al voldoende redenen om eens goed te kijken naar de verschillende verbonden in de Bijbel en de plaats van de kerk daarin. Nog veel duidelijker wordt een en ander tenslotte door te kijken wat de Bijbel over het Nieuwe Verbond zegt en wanneer de overeenkomsten en verschillen met het Oude Verbond letterlijk naast elkaar worden gezet. Het boek gaat daarop uitvoerig in. Dan blijkt dat het nu vooral om de wet van de Geest gaat.

Romeinen 8:1-4
1 Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn. 2 Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt, van de wet der zonde en des doods. 3 Want wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees- God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees, 4 opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest.” (NBG-vertaling 1951 (NBG), © Nederlands Bijbelgenootschap)

Hierbij een link naar een op YouTube geplaatste uitvoering van het lied waarin gevraagd wordt om de vervulling met die Geest. ‘Heilige Geest van God, vul opnieuw mijn hart – Opwekking 343’.