Een bede om vuur en een doop met vuur

Bede om vuur

Er zijn een aantal liederen waarin over vuur wordt gesproken. Of beter gezegd: waarin om vuur wordt gevraagd. Het valt mij daarbij telkens weer op, dat tamelijk onduidelijk is wat er nu eigenlijk bedoeld wordt. Nadat ik eerder al eens gekeken had naar de ‘doop met vuur’ (straks meer daarover), leek het mij goed om ook ten aanzien van de bede om vuur eens op een rijtje te zetten hoe zich dat verhoudt tot wat wij daarover in de Bijbel lezen.

Aanleiding was een kerkdienst waarin meerdere van die liederen gezongen werden. In het begin van de dienst Opwekking 623 met daarin de volgende tekst:
“Heer, wij roepen tot U: ‘Kom opnieuw met Uw vuur.’
Wij verlangen naar echtheid; bewerk het diep in ons hart.
Hoe we dat vuur moeten zien, wordt niet duidelijk. Ik kan het niet meezingen. In plaats van vuur kijk ik zelf aan het begin van de dienst uit naar Gods Woord en Geest en denk aan de woorden van de berijmde Psalm 25: “Heer’, ai, maak mij Uwe wegen, Door Uw woord en Geest bekend;” en verderop “Leid mij in uw waarheid”. Misschien wat oudere, maar wel veel duidelijkere taal. Daarbij komt de gedachte: “Dan laten wij maar aan God over waar Hij mee komt.”

Vuur als een oordeel

Opwekking 467 heeft ook zo’n bede om vuur: “Stort uw zegen uit over deze stad; Zend uw vuur.” De laatste keer dat dat overigens gebeurde, was bij Sodom en Gormorra. En er bleef niets van over! Geen regen of zegen, maar zwavel en vuur over deze steden. Niet iets om naar uit te zien.

Genesis 19:24-25 (HSV)
24 Toen liet de HEERE zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen. Het kwam van de HEERE uit de hemel. 25 Hij keerde deze steden en heel de vlakte ondersteboven, met alle inwoners van de steden en het gewas op het land.”

In Judas wordt deze geschiedenis aangehaald in verband met het spreken over de toekomst. Sodom en Gomorra als een waarschuwend voorbeeld van de straf van het eeuwige vuur.

Judas 1:7 (HSV)
7 Evenzo is het met Sodom en Gomorra, en de steden eromheen, die op dezelfde wijze als zij hoererij bedreven hebben en ander vlees achterna zijn gegaan. Zij liggen daar als een waarschuwend voorbeeld, doordat zij de straf van het eeuwige vuur ondergaan.”

Wij zien vuur als straf en oordeel op diverse plaatsen in het Oude Testament. Bij de zevende van de tien plagen was er sprake van hagel en van vuur, waarmee God zich tegen Egypte keerde.

Exodus 9:23-24 (HSV)
23 Toen strekte Mozes zijn staf naar de hemel, en de HEERE gaf donder en hagel. Vuur schoot naar de aarde, en de HEERE liet hagel neerkomen op het land Egypte. 24 Er viel hagel en er flitste vuur te midden van de hagel, een zeer zware bui. Iets dergelijks was er in heel het land Egypte nooit gebeurd, sinds het een volk was geworden.”

God keerde zich later zelfs met vuur tegen Israël.
Zoals nu (Romeinen 8:26) de Geest Zelf voor ons pleit, bad Mozes tot God als een middelaar voor het volk en het vuur doofde.

Numeri 11:1-3 (HSV)
1 En het gebeurde, toen het volk zich beklaagde, dat het kwaad was in de oren van de HEERE, want de HEERE hoorde het, zodat Zijn toorn ontbrandde. En het vuur van de HEERE brandde onder hen en verteerde, aan de rand van het kamp. 2 Toen riep het volk tot Mozes, en Mozes bad tot de HEERE, en het vuur doofde. 3 Daarom gaf hij die plaats de naam Tabera, omdat daar het vuur van de HEERE tegen hen gebrand had.”

God wordt wel heel vaak gepresenteerd als een God van liefde, maar in de Bijbel wordt Hij ook een verterend vuur genoemd. Dat kan naast elkaar bestaan. Ik heb de indruk dat het tegenwoordig steeds meer wordt vermeden om ook dat te belichten.

Deuteronomium 4:24 (HSV)
24 Want de HEERE, uw God, is een verterend vuur, een na-ijverig God.”

Je voelt wel aan, dat je beter niet kunt vragen om dat verterende vuur uit te storten. En ja, ook in het Nieuwe Testament wordt nog zo gesproken. God is gisteren en heden dezelfde.

Hebreeën 12:25-29 (HSV)
25 Let er dan op dat u Hem Die spreekt, niet verwerpt. Want als zij niet zijn ontkomen die hem verwierpen die op aarde aanwijzingen van God deed horen, veelmeer zullen wij niet ontkomen, als wij ons afkeren van Hem Die vanuit de hemelen spreekt. 26 Zijn stem bracht indertijd de aarde aan het wankelen. Nu echter heeft Hij openlijk verkondigd: Nog eenmaal zal Ik niet alleen de aarde, maar ook de hemel doen beven. 27 Dit ‘nog eenmaal’ duidt op de verandering van de dingen die kunnen wankelen als van dingen die gemaakt zijn, opdat de dingen die onwankelbaar zijn, zouden blijven. 28 Laten wij daarom, omdat wij een onwankelbaar Koninkrijk ontvangen, aan de genade vasthouden en daardoor God dienen op een Hem welgevallige wijze, met ontzag en eerbied. 29 Want onze God is een verterend vuur.”

In Opwekking 334, “Heer, uw licht en uw liefde schijnen”, wordt gezongen: “Kom Heil’ge Geest, stort op ons uw vuur.” Het Bijbelgedeelte waar erover gesproken wordt dat de Heilige Geest Zijn vuur op ons zal storten, ben ik nog niet tegen gekomen. Je zou hierbij eventueel nog kunnen denken aan het vuur op de Pinksterdag. Hoewel toch merkwaardig, want dat was geen vuur, het waren tongen als van vuur. Zoals ook het geluid als van een geweldige windvlaag. Dus gelijkend op! Maar net als bij de brandende braamstruik werden zij er niet door verteerd.

Handelingen 2:1-4 (HSV)
1 En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen. 2 En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren; 3 en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; 4 en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken.”

Het is opmerkelijk dat Gods aanwezigheid soms als vuur zichtbaar wordt, maar dat in geen van deze gevallen om dat vuur was gevraagd. Je zou kunnen zeggen dat het verschijnsel van de tongen als van vuur en het geluid als van een windvlaag er meer waren om de aandacht erop te vestigen dat hier iets heel bijzonders aan de hand was. Zoals het ook bij die braamstruik als een bijzonder verschijnsel de aandacht van Mozes trok. Daarná wordt vermeld dat zij vervuld werden met de heilige Geest en begonnen zij met andere tongen te spreken, zoals de Heilige Geest het hun gaf uit te spreken. Zij spraken niet over de Geest, maar door de Geest spraken zij van de grote daden van God. Dat mondde uit in de beroemde toespraak van Petrus, waarna veel mensen tot geloof kwamen. Daar was het om begonnen!

Handelingen 2:41-42 (HSV)
41 Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd. 42 En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden.”

Wordt met een bede om vuur in deze liederen om de Heilige Geest gevraagd? Waarom zeg je dat dan niet? Bovendien, die hebben wij toch al ontvangen? En je zou dan ook om een windvlaag kunnen vragen? Of om een duif, zoals die bij de Here Jezus in de Jordaan verscheen? Maar dat hoor je nooit. Geen wind, geen duif, maar vuur. Waarom vuur? Welk vuur? Er zou nog gedacht kunnen worden aan Uw ‘vurigheid’, letterlijke ‘Geestdrift’, maar ook dan blijft dit een merkwaardige manier van spreken.

Terug naar de dienst. In de preek in diezelfde dienst kwam het vuur naar aanleiding van de Schriftlezing ook ter sprake. Misschien geen toeval?

2 Petrus 3:7 (HSV).
7 Maar de hemelen die er nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde Woord als een schat weggelegd en worden voor het vuur bewaard tot de dag van het oordeel en van het verderf van de goddeloze mensen.”
Hier wordt duidelijk gezegd dat de hemelen en de aarde voor het vuur bewaard worden tot de dag van het oordeel. Daarna zullen ze niet door het vuur gereinigd worden, maar daarna zullen ze door het vuur vergaan. Vuur waardoor de elementen brandend zullen wegsmelten.

2 Petrus 3:12 (HSV)
12 u, die de komst van de dag van God verwacht en daarnaar verlangt, de dag waarop de hemelen, door vuur aangestoken, zullen vergaan en de elementen brandend zullen wegsmelten.”
Vuur gaat ook hier over oordeel. Niet over reiniging.

Verderop in de preek werd ons nog een ernstige waarschuwing gegeven. Dat de kerk niet zomaar alles moet accepteren. Er dreigt gevaar! Ik denk dat we wel in dat stadium beland zijn. In de gevaren zone. Met goede bedoelingen en bekende woorden worden regelmatig dingen gezegd en gezongen, waarbij je je kunt afvragen of het wel juist is. Ik zeg wel eens dat er in de Bijbel meer gewaarschuwd wordt voor de gevaren van dwaalleraars, dan voor gevaarlijke schapen. We moeten alert zijn. Toetsen als de Bereërs. Opletten of het allemaal wel klopt.

Vuur als blijk van de aanwezigheid van God

In de Bijbel komen we nog een aantal andere situaties tegen waarbij gesproken wordt over vuur dat direct met de Here God te maken heeft. In de meeste gevallen gaat het over een oordeel. In een aantal gevallen wordt de aanwezigheid van God door vuur of ‘als van vuur’ zichtbaar. De brandende braamstruik was al even genoemd. De Herziene Staten Vertaling spreekt over een doornstruik.

Exodus 3:2-4 (HSV)
2 En de Engel van de HEERE verscheen hem in een vuurvlam uit het midden van een doornstruik. Hij keek toe, en zie, de doornstruik brandde in het vuur, maar de doornstruik werd niet verteerd. 3 Mozes zei: Laat ik nu naar dat indrukwekkende verschijnsel gaan kijken, waarom de doornstruik niet verbrandt. 4 Toen de HEERE zag dat hij ging kijken, riep God tot hem uit het midden van de doornstruik en zei: Mozes, Mozes! Hij zei: Zie, hier ben ik!”

Net als op de Pinksterdag is hier geen sprake van een verterend of vernietigend vuur. Eerder van een zichtbaar(!) teken. Ja, merk op dat het vuur dat in de Bijbel wordt genoemd steeds zichtbaar is. Een belangrijk verschil met de liederen die hier genoemd worden, is dat daarbij van die zichtbaarheid geen sprake is. Die zichtbaarheid kreeg ook gestalte in de wolkkolom overdag en de vuurkolom ’s nachts tijdens de reis van het volk Israël door de woestijn.

Exodus 13:21 (HSV)
21 De HEERE ging vóór hen uit, overdag in een wolkkolom om hun de weg te wijzen, en ’s nachts in een vuurkolom om hun licht te geven, zodat zij dag en nacht verder konden trekken.”

De vuurkolom verlichtte vooral de weg, waar deze ’s nachts voorop ging.
Vuur kwam ook in de tabernakel. Licht in de tent.

Exodus 40:38 (HSV)
38 Want de wolk van de HEERE was overdag op de tabernakel, en ’s nachts was er een vuur in, voor de ogen van heel het huis van Israël tijdens al hun tochten.”

De wolkkolom daalde ook neer op de tent der samenkomst en verscheen weer als ‘de heerlijkheid des Heren’ bij de inwijding van de tempel in Jeruzalem (1 Koningen 8:10). Deze ging later zichtbaar weg toen de Here de Tempel verliet (Ezechiël 3:12, 3:23, 10:4, 10:18 en 11:23). Deze ‘heerlijkheid des Heren’ zal in de toekomst opnieuw verschijnen in de herbouwde tempel (Ezechiël 43:4-5). Dan keert God namelijk weer terug naar Zijn tempel. Geen beeldspraak, maar opnieuw een voor mensen zichtbare aanwezigheid.

Tot slot op dit punt: God openbaart zich zoals Hij wil. Niet steeds op dezelfde wijze. Toen Hij op de berg verscheen aan Elia, was Hij juist niet in het vuur.

1 Koningen 19:11-12 (HSV)
11 Maar Hij zei: Ga naar buiten en ga op de berg staan, voor het aangezicht van de HEERE. En zie, de HEERE ging voorbij, en een grote en sterke wind, die bergen spleet en rotsen in stukken brak, voor het aangezicht van de HEERE uit. Maar de HEERE was niet in de wind. Na deze wind kwam er een aardbeving, maar de HEERE was ook niet in de aardbeving. 12 Op de aardbeving volgde een vuur, maar de HEERE was ook niet in het vuur. En na het vuur kwam het suizen van een zachte stilte.”

Vuur in verband met offers

In de Bijbel wordt ook over vuur gesproken bij de offers. Bij Abraham bijvoorbeeld in een heel bijzondere en ook unieke situatie, waar hij om een teken vroeg waardoor hij zou weten de belofte in bezit te krijgen. Hij moest daarvoor een offer in gereedheid brengen, dat later door de Here God zelf werd aangestoken. Merk op: Niet het vuur, maar het verbond was het antwoord op zijn vraag! Het voorval liet vooral zien dat dit verbond eenzijdig door God gesloten en bekrachtigd werd. Over een rokende oven en een brandende fakkel werd later nooit meer gesproken. Maar het verbond is nog steeds van kracht.

Exodus 15:8-10,17-18a (HSV)
8 Hij zei: Heere HEERE, waardoor zal ik weten dat ik het in bezit zal krijgen? 9 Hij zei tegen hem: Haal voor Mij een driejarige jonge koe, een driejarige geit, een driejarige ram, een tortelduif en een jonge duif. 10 Hij haalde al deze dieren voor Hem, deelde ze doormidden en legde de stukken tegenover elkaar; de vogels deelde hij echter niet.”

17 En het gebeurde dat de zon onderging en het donker werd; en zie, er was een rokende oven en een brandende fakkel, die tussen die stukken doorging. 18a Op die dag sloot de HEERE een verbond met Abram, en zei: Aan uw nageslacht heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af tot aan de grote rivier, de rivier de Eufraat:”

Wat verder de offerdienst betreft. Hierbij worden regelmatig hout en vuur genoemd. Vuur op het altaar. Vuur dat niet steeds opnieuw kwam, maar dat moest blijven branden. Ik wil er verder niet teveel over uitweiden, maar misschien is het nog goed te vermelden dat bij de offers sprake was van verzoening door een plaatsvervangend offer. Verwijzingen naar het offer dat later door Jezus Christus zou worden gebracht. Het offer dat brand in het vuur en waarvan het bloed rond het altaar werd gesprenkeld, toont een plaatsvervangend oordeel dat verzoening bewerkt. Een voorbeeld waarbij over die verzoening wordt gesproken:

Leviticus 1:4-8 (HSV)
4 Daarna moet hij zijn hand op de kop van het brandoffer leggen, zodat het hem ten goede zal komen door verzoening voor hem te bewerken. 5 Dan moet hij het jonge rund slachten voor het aangezicht van de HEERE. En de zonen van Aäron, de priesters, moeten het bloed aanbieden en het bloed sprenkelen rondom op het altaar dat bij de ingang van de tent van ontmoeting is. 6 Daarna moet hij de huid van het brandoffer afstropen en het in zijn stukken verdelen. 7 Vervolgens moeten de zonen van de priester Aäron vuur maken op het altaar en hout op het vuur schikken, 8 en dan moeten de zonen van Aäron, de priesters, de stukken, de kop en het vet schikken op het hout dat op het vuur van het altaar ligt.”

Toen Elia op de Karmel bad, kwam vuur als een antwoord van God.

1 Koningen 18:24 (HSV)
24 Roept u daarna de naam van uw god aan, dan zal ík de Naam van de HEERE aanroepen. En de God Die door vuur antwoordt, Die is God. En het hele volk antwoordde en zei: Dat is goed.”

Bij de vierhonderdvijftig profeten van de Baäl en de vierhonderd profeten van Asjera kwam het vuur niet. Zij riepen de hele dag en verwonden zichzelf. Het wordt niet vermeld, maar het is wel erg aannemelijk dat zij om vuur hebben geroepen. Een bede om vuur. Steeds luider. Maar het kwam niet!

En had Elia om vuur gevraagd? Wat bad hij? “Stort uw vuur?” Nee, hij laat het aan God over. En er bleef NIETS over van het hele offer, het hout, de stenen en het stof en het water. Op deze wijze toonde Hij zich (aan het volk, tegenover Baäl) de levende God, die hoort en verhoort.

1 Koningen 18:34-38 (HSV)
34 Hij schikte het hout, verdeelde de jonge stier in stukken en legde die op het hout. Toen zei hij: Vul vier kruiken met water en giet het uit over het brandoffer en over het hout. En hij zei: Doe dat voor de tweede maal, en zij deden het voor de tweede maal. Verder zei hij: Doe het voor de derde maal, en zij deden het voor de derde maal. 35 Het water liep rondom het altaar, en ook vulde hij de geul met water. 36 En het gebeurde, toen men het graanoffer bracht, dat de profeet Elia naar voren kwam en zei: HEERE, God van Abraham, Izak en Israël, laat het heden bekend worden dat U God bent in Israël, en ik Uw dienaar, en dat ik al deze dingen overeenkomstig Uw woord heb gedaan. 37 Antwoord mij, HEERE, antwoord mij, zodat dit volk weet dat U, HEERE, de ware God bent, en dat U hun hart tot inkeer gebracht hebt. 38 Toen viel er vuur van de HEERE neer, verteerde het brandoffer, het hout, de stenen en het stof. Zelfs het water in de geul likte het op.”

Ook hier is het goed om op te merken dat het vuur eigenlijk een bijzaak is. Het ging niet om het vuur. Dat was slechts een middel. Het ging om God. Dat Hij aan het volk zou tonen dat Hij de ware God is.

Loutering of reiniging door vuur

Je komt bij Christenen wel vaker tegen dat zij denken door vuur gelouterd of gereinigd te worden. Die gedachte kom je ook in verschillende liederen tegen. Wat je je daar dan ook precies bij voor moet stellen. Want voor zover je al iets van loutering meent te zien, dan nog heeft toch nooit iemand het vuur waargenomen.

Wat later in de dienst wordt Opwekking lied 427 gezongen: “Maak mij rein voor U”. Dat klinkt oprecht en goed, maar hoe? Er staat: “Dwars door het vuur maakt U mij rein en puur.”
Oh ja? Is dat zo? Wordt je rein en puur als God je door het vuur haalt? Of is dit onzin?
Ik zou zeggen: “De vraag stellen is haar beantwoorden.” Het zal wel beeldspraak zijn, zodat we niet werkelijk door het vuur hoeven te gaan. Maar waar in de Bijbel wordt deze beeldspraak dan gebruikt? Ik ben het nog nergens tegengekomen.

De vraag werpt zich dus op óf we wel door vuur gereinigd worden, zoals meerdere van deze liederen zeggen of suggereren? De grote vraag is: “Zegt Gods Woord dat ook?” “Bidt maar om vuur, dan zal Ik je reinigen?” Nee dus. Nergens.

Hoe dan wel? In de Bijbel lees ik niet dat we gereinigd worden door vuur, maar door het bloed van de Here Jezus! Niets anders.
Onder andere in 1 Johannes 1:7 (HSV)
7 Maar als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.”

Dit wordt ook heel duidelijk verwoord in Hebreeën 9:14 (HSV)
14 hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door de eeuwige Geest Zichzelf smetteloos aan God geofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen!”

Nergens lees ik iets over rein en puur door het vuur! Ik waag het om dat een on-Bijbelse gedachte te noemen. Het rijmt wel, maar het klopt niet. Nog een ander puntje is dat het in bovenstaande Bijbelteksten geen vage vermelding is. Het is duidelijk waar het om gaat. Er wordt gesproken over de reiniging van alle zonde en over de reiniging van uw geweten van dode werken. En het doel wordt er ook bij vermeldt, namelijk een reiniging om de levende God te dienen. Dat is nodig, omdat wij uit onszelf niet voor God zouden kunnen staan en leven. Hij is immers een verterend vuur! Maar door het bloed van Christus zijn wij voor God al rein! Daar voegt geen vuur meer iets aan toe. Het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons immers van alle zonde. Daar kan en daar hoeft helemaal niets meer bij. Ik moet hierbij denken aan de prachtige en krachtige uitdrukking in het bekende Avondmaalformulier, dat terecht spreekt van een volkomen verzoening. Bij het brood: “Neemt, eet, gedenkt en gelooft dat het lichaam van onze Heere Jezus Christus gebroken is tot een volkomen verzoening van al onze zonden.” en ook bij de wijn, die het teken is van het Nieuwe Verbond in Zijn bloed: “Neemt, drinkt allen daaruit, gedenkt en geloof dat het kostbaar bloed van onze Heere Jezus Christus vergoten is tot een volkomen verzoening van al onze zonden.”

Het volgende is natuurlijk niet helemaal zwart-wit, maar let er eens op in hoeveel oudere geestelijke liederen God niet alleen de lof wordt toegezongen, maar dat ook het waarom en waartoe daarvan bezongen wordt. En in hoeveel modernere liederen dat laatste ontbreekt. Als karikatuur geschetst: “U bent waardig, want U bent waardig” en dat 15 keer. Het is wel waar, maar het heeft geen diepgang als de reden niet wordt vermeld en zegt daardoor verder eigenlijk niks. Een ander aspect is het centraal stellen van het eigen ik. Ik zeg wel eens heel kort door de bocht: “In de psalmen zingen wij TOT God, in gezangen en geestelijke liederen OVER God en in Opwekkingsliederen over MIJN gevoel en aandeel daarbij.” Dat is natuurlijk ook niet helemaal waar, maar toch zit er een kern in, die door veel mensen die ik hierover heb gesproken herkend wordt. Of het vooral om ons draait. Wij zijn de pareltjes in Gods hand. Wij verhogen U. Wij aanbidden U. En U bent welkom in ONS midden.

Wie dan nog meent dat het vuur in genoemde liederen spreekt over de Heilige Geest, moet nog eens in de Bijbel kijken wat er allemaal over de Heilige Geest gezegd wordt in combinatie met vuur. Ik denk dat dat niet verder komt dan die ’tongen als van vuur’. Toch toont de omslag van de Opwekkingsbundels een grote vlammenzee.

Kun je het nog wegwuiven en denken dat het allemaal wel meevalt? Natuurlijk moet je oppassen dat je ook weer niet over-kritisch wordt. Dan kan je uiteindelijk haast niks meer zingen. En, zoals ik ook bij het ontrafelen van de kerkleer ontdekte, het wordt allemaal een heel stuk ingewikkelder, doordat goede en verkeerde dingen door elkaar lopen. Dat leidt er dan ook heel gemakkelijk toe dat op het ene gewezen wordt om het andere goed te praten. Zo ontstaat veel ruis en mist.
Je kunt ook tot de gedachte komen dat er een verkeerde wind is gaan waaien. En als het over de Geest gaat, is dat een behoorlijk gevaarlijke ontwikkeling! Lees maar verder wat de Bijbel nog meer zegt over de doop met vuur.


Doop met vuur

Op dezelfde wijze als hierboven besproken ten aanzien van een bede om vuur, zijn er mensen die uitkijken naar de doop met vuur. Ik wil hier de paragraaf uit mijn boek niet onthouden, waarin ik de Bijbelse fundering van deze gedachte ben nagaan. Niet dat ik het helemaal zelf bedacht heb, maar ik heb de teksten bijeen gebracht en op een rijtje gezet.
Hierin komen ook de nodige voorbeelden naar voren van hoe de Bijbel spreekt over vuur. Meestal gaat het over bloed en water als het gaat om reiniging en vaak over vuur als het gaat om oordelen. De hieronder geciteerde teksten zijn overgenomen uit de NBG-vertaling 1951 (NBG), © Nederlands Bijbelgenootschap.

§ 6.2.10. Wat zegt de Bijbel over de doop met vuur?

Aanleiding om te spreken over de doop met vuur ligt in Lucas 3:15-18, waar Johannes aan het woord is. Hij spreekt over de Here Jezus, die zal dopen met de Heilige Geest en met vuur.
Er is dus in de Bijbel sprake van nog een doop: de doop met vuur. Dat kwamen we nog niet eerder tegen. Wat wordt hiermee bedoeld? Wat is de betekenis en voor wie is het bestemd? In Lucas lezen we over de doop met de Heilige Geest en de doop met vuur. Johannes doopt met water. De Here Jezus zal (naast de doop met water) met de Heilige Geest dopen en ook met vuur.
Het blijkt dat dit geen zaken zijn die samengaan. Daarover spreekt verder vers 17, waaruit blijkt dat er sprake is van een tegenstelling:

Lucas 3:15-18
15 Toen nu het volk in afwachting was en allen in hun hart overlegden over Johannes, of hij misschien de Christus was, 16 antwoordde Johannes en zeide tot allen: Ik doop u met water, doch Hij komt, die sterker is dan ik, wiens schoenriem ik niet waardig ben los te maken; die zal u` dopen met de heilige Geest en met vuur. 17 De wan is in zijn hand om zijn dorsvloer geheel te zuiveren en het graan in zijn schuur bijeen te brengen, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur. 18 Met nog vele andere vermaningen bracht hij aan het volk het evangelie.”

De prediking van het evangelie van het Koninkrijk gaat niet uitsluitend over redding, maar ook over oordeel. Het een kan niet worden losgemaakt van het ander. Hier is duidelijk een situatie waarin het goede van het verkeerde wordt gescheiden. De doop met de Heilige Geest staat tegenover de doop met vuur. Ook daarbij is duidelijk dat het gaat om de doop van personen.

Het bijeenbrengen van het graan staat tegenover het verbranden van het kaf met vuur. Wie gedoopt wordt met vuur wordt dus niet gedoopt met de Heilige Geest. Het kan, hoewel dat er lijkt te staan, onmogelijk tegelijkertijd op een en dezelfde persoon van
toepassing zijn.

Het is een van beide: in de schuur of in het vuur. Ditzelfde zien we ook in Matteus:

Matteus 3:10-12
10 Reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen: iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. 11 Ik doop u met water tot bekering, maar Hij, die na mij komt, is sterker dan ik; ik ben niet waardig Hem zijn schoenen na te dragen; die zal u dopen met de heilige Geest en met vuur. 12 De wan is in zijn hand en Hij zal zijn dorsvloer geheel zuiveren en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur.”

Waar we kunnen spreken over een ‘vurig verlangen’ of ‘vurig zijn’ in de zin van geestdriftig en enthousiast, moeten we maar terughoudend zijn met het ‘verlangen naar een vuurdoop’. Dan roep je feitelijk de toorn van de Here God over je af. Gelukkig bestraft Hij niet alles wat wij in onwetendheid zeggen.
En er zijn heel wat vergelijkbare teksten. Bomen zonder goede vrucht worden uitgehouwen en in het vuur geworpen:

Matteus 7:19
19 Iedere boom, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.”

Het onkruid wordt verzameld en met vuur verbrand. Zo zal het gaan bij de voleinding der wereld. Uit al deze teksten blijkt dat de doop met vuur spreekt over het oordeel.
Eerst wordt het goede verzameld en in de schuur bijeengebracht. Dan het onkruid om te worden verbrand. Ook daarin speelt de Zoon des mensen een hoofdrol:

Matteus 13:40-42
40 Zoals nu het onkruid verzameld wordt en met vuur verbrand, zo zal het gaan bij de voleinding der wereld. 41 De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn Koninkrijk verzamelen al wat tot zonde verleidt en hen, die de ongerechtigheid bedrijven, 42 en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal het geween zijn en het tandengeknars.”

Voor het vuur wordt gewaarschuwd:

Matteus 18:8-9
8 Indien uw hand of uw voet u tot zonde verleidt, houw hem af en werp hem weg. Het is beter voor u verminkt of kreupel ten leven in te gaan, dan met twee handen of twee voeten in het eeuwige vuur geworpen te worden. 9 En indien uw oog u tot zonde verleidt, ruk het uit en werp het van u. Het is beter voor u met één oog ten leven in te gaan, dan met twee ogen in het hellevuur geworpen te worden.”

Het vuur spreekt van straf:

Matteus 25:41
41 Dan zal Hij ook tot hen, die aan zijn linkerhand zijn, zeggen: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is.”

Steeds wordt over vuur gesproken in verband met oordeel. Het is bepaald niet iets om naar uit te zien. Ik geef nog een paar voorbeelden:

Hebreeën 10:26-27
26 Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over, 27 maar een vreselijk uitzicht op het oordeel en de felheid van een vuur, dat de wederspannigen zal verteren.”

Hebreeën 12:26-29
26 Toen heeft zijn stem de aarde doen wankelen, doch thans heeft Hij een belofte gegeven, zeggende: Nog eenmaal zal Ik niet slechts de aarde, maar ook de hemel doen beven. 27 Dit: nog eenmaal, doelt op een verandering der wankele dingen als van iets, dat slechts geschapen is, opdat blijve, wat niet wankel is. 28 Laten wij derhalve, omdat wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, dankbaar zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehagelijke wijze met eerbied en ontzag, 29 want onze God is een verterend vuur.”

1 Petrus 1:6-7
6 Verheugt u daarin, ook al wordt gij thans, indien het moet zijn, voor korte tijd door allerlei verzoekingen bedroefd, 7 opdat de echtheid van uw geloof, kostbaarder dan vergankelijk goud, dat door vuur beproefd wordt, tot lof en heerlijkheid en eer blijke te zijn bij de openbaring van Jezus Christus.”

In de laatste tekst hierboven wordt nadrukkelijk een vergelijking getoond met het proces van het zuiveren van goud. Het spreekt over beproeving. Hier gaat het dus niet over oordeel. Dit moet niet worden verward. Het is een misvatting om te denken dat het geloof beproefd wordt door vuur van God. Dat is niet wat er staat. Je kunt je er ook niets bij voorstellen. Er wordt niet gesproken over geloof, dat door vuur beproefd wordt, maar over goud dat door vuur beproefd wordt. Zoals goud door vuur beproefd wordt, zo wordt het geloof door allerlei verzoekingen beproefd. Het is dus beproeven door verzoekingen en verteren door vuur. Uw geloof kan niet door vuur beproefd worden.

2 Petrus 3:10-13
10 Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden. 11 Daar al deze dingen aldus vergaan, hoedanig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en godsvrucht, 12 vol verwachting u spoedende naar de komst van de dag Gods, ter wille waarvan de hemelen brandende zullen vergaan en de elementen in vuur zullen wegsmelten. 13 Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont.”

Ook aan het eind van Openbaring komt de tegenstelling weer terug. Het eeuwig leven, dat begint bij de ‘bron van het water des levens’ of de ‘poel van vuur’, die als het ware de bron is van ‘de tweede dood’:

Openbaring 21:5-8
5 En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig. 6 En Hij sprak tot mij: Zij zijn geschied. Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Ik zal de dorstige geven uit de bron van het water des levens om niet. 7 Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn. 8 Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars – hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood.”

Dit alles maakt wel duidelijk dat gelovigen niets te maken (moeten willen) hebben met de doop door vuur.